Vladimir Nabokov (St. Petersburg, 1899 Montreux, 1977) was een Russisch-Amerikaanse schrijver, zoon uit een welgestelde familie. Hij werd drietalig opgevoed; naast Russisch sprak hij vloeiend Engels en Duits. Zijn vroege werk is geschreven in het Russisch, later schrijft hij in het Engels en beschouwt zichzelf als Amerikaans romancier. Voor Nabokov gold de literatuur als een nutteloze maar verfijnde vorm van vermaak, die verlost moest worden van elke maatschappelijke relevantie. In zijn romans speelt hij daarom een vernuftig en vaak uiterst amusant spel met motieven en personen, dat hij zelf graag vergeleek met het bedenken en oplossen van schaakproblemen.
In De Russische romans 1 zijn de romans opgenomen die hij schreef van 1926 tot 1932: Masjenka; Heer, vrouw, boer; De verdediging; Het oog en Glorie.
De vertaling van de roman Masjenka werd herzien door Jan Pieter van der Sterre.
In De Russische romans 2 zijn de romans opgenomen die hij schreef van 1933 tot 1939: Een lach in het donker; Wanhoop; Uitnodiging voor een onthoofding; De gave en De tovenaar.