Met ingang van 1 juli 2024 is de Wet seksuele misdrijven in werking getreden. Deze wet heeft in het Wetboek van Strafrecht de titel met als opschrift ‘Misdrijven tegen de zeden’ vervangen door een nieuwe titel met als opschrift ‘Seksuele misdrijven’. In de nieuwe titel is de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag opnieuw vastgesteld en begrensd. De strafrechtelijke bescherming tegen seksueel geweld is uitgebreid en gemoderniseerd. Ook hebben online gepleegde seksuele misdrijven in de nieuwe titel een duidelijke plaats gekregen. Daarnaast heeft deze wet de mogelijkheden verruimd om strafrechtelijk op te treden tegen seksuele intimidatie door deze zelfstandig strafbaar te stellen als overtreding tegen de openbare orde.​​​​​​​De zittende en staande magistratuur hebben zich reeds vóór de inwerkingtreding van de wet door opleidingen en voorlichting de nieuwe wet eigen moeten maken. Binnen het Openbaar Ministerie zijn met het oog op deze voorbereiding door de bij de invoering meest betrokkenen (met name officieren van justitie) diverse vragen over of rond de wet gesteld aan het Wetenschappelijk Bureau van het Openbaar Ministerie. Die vragen hebben geleid tot zes adviezen van dit bureau, waarin uiteenlopende, en soms tamelijk technische of niet alledaagse, kwesties aan bod komen waaraan in de geschiedenis van de wet en rechtsliteratuur over de wet niet of nauwelijks aandacht is besteed. De adviezen zijn primair bedoeld voor officieren van justitie, parketsecretarissen, advocaten-generaal en andere medewerkers van het Openbaar Ministerie die te maken krijgen met de Wet seksuele misdrijven. Het lijkt echter een goede zaak dat de in deze adviezen gegeven juridische informatie ook beschikbaar komt voor een breder publiek. Daartoe dient dit boek. Het positieve recht staat centraal. Het boek is zeker niet bedoeld om de bepalingen uit de Wet seksuele misdrijven van een integraal commentaar te voorzien. 1 Inleiding; 2 Het laten ondergaan van seksuele handelingen door een dier (artikelen 239 en 254d Sr); 3 De relevantie van jurisprudentie omtrent een ontuchtig karakter voor de ontbrekende wil bij ongelijkwaardige verhoudingen (artikelen 240-243 Sr); 4 Gekwalificeerde opzetaanranding en gekwalificeerde opzetverkrachting bij het onverhoeds verrichten van seksuele handelingen (artikelen 241, tweede lid, Sr en 243, tweede lid, Sr); 5 Poging tot schuldverkrachting (artikel 242 Sr in verbinding met artikel 45 Sr); 6 De situatie van afhankelijkheid (artikel 245, eerste lid, Sr); 7 Mogelijkheden voor inzet van een lokpuber (artikel 251, eerste en tweede lid, Sr); 8 De reikwijdte van de strafuitsluitings­grond voor de leeftijdsgenoot in een gelijkwaardige situatie (artikel 251, derde lid, Sr); 9 De formulering “waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken” (artikel 252 Sr); 10 Overgangsrecht met betrekking tot de Wet seksuele misdrijven in het algemeen; 11 Overgangsrecht met betrekking tot de taakstraf voor jeugdigen (artikel 77ma Sr); 12 Overgangsrecht met betrekking tot de proeftijd bij een voorwaardelijke veroordeling wegens kinderpornografie (artikelen 14b en 252 Sr); 13 Overgangsrecht met betrekking tot de proeftijd bij een voorwaardelijke veroordeling wegens dierenpornografie (artikelen 14b, 254c en 254d Sr en 8.11a Wet dieren)