Jarenlang bezoekt Rob van Essen elke week zijn bejaarde moeder in Huizen. Vanuit Amsterdam neemt hij eerst de trein en dan de bus. Altijd weer een hele expeditie die hem net iets meer tijd kost dan hij heeft. Een opmerking van zijn leraar zenmeditatie zet hem op het juiste spoor, en voortaan loopt Van Essen het laatste stuk, van station Naarden-Bussum naar Huizen, een wandeling van zo’n zeven kilometer, en aan het eind van de middag weer terug.
Eerst strompelend en later op lichte voeten wandelt Van Essen een vaste route, langs de bebouwde kom, de half-bebouwde kom, het Eerste Bos en het Tweede Bos. Onderweg sluit hij vriendschap met een roodborsttapuit, overdenkt hij hoe licht wordt vormgegeven en welk ritme er zit in stilstand en beweging. Heen en weer is een zoektocht naar de ware vorm, en tegelijk een klein monument voor een moeder – en voor de onbekende die aan de rand van een dennenbosje werd herdacht.