Omschrijving
Alweer een spaarzaam bundeltje van deze gestaag voortploeterende dichter. Ieder establishment is dik in orde, maar dat van de Nederlandse literatuur spant ongetwijfeld de kroon: louter briljante dichtersgoden die zich inspannen om jonge honden en marginalen van prijzen en subsidies te voorzien en daartoe in kranten en op festivals aan deze mensen demonstreren hoe het dus niet hoort.
Geen wonder dat er geregeld akolieten opstaan die met dat zieke bedrijf iets te maken willen hebben. Maar dan zijn er twee mogelijkheden: of ze
blijken inderdaad niet te weten hoe het hoort, of ze worden door de gevestigde orde, die wel van een robbertje euthanaseren houdt in genade omarmd en ingekapseld.
Piet Gerbrandy, de Groene Amsterdammer
Soms verschijnt er tussen de moderne poëziegoden een bescheiden mannetje wiens werk niet echt uit de verf wil komen. Maar dat kun je ook als prettig ervaren. Wat betamelijke stilleventjes over levenloze objecten, enkele grijzige observaties, huis tuin en keukengedichten waar de honden eigenlijk geen brood van lusten. Kortom, gedichten die u het best in het donker kunt lezen. Deze dichter lijkt nog lang niet uitgeschreven. Next.
‘Dit is poëzie die zich iets aantrekt van een recensie in een blad als ”Awater”, waar vakgenoten elkaar vanuit een vaak andere achtergrond en poetica bespreken. Dit is poëzie waarbij je als lezer in vervoering raakt omdat je precies weet wat de volgende pagina gaat brengen.’
Pim te Bokkel, Awater
‘Steeds opnieuw weet hij de lezer te kutkammen door een volstrekt voorspelbare wending in zijn taalgebruik of in het situationele. Poëzie kortom, die bol staat van het platgetredene. Het knappe daaraan is dat zijn gedichten tegelijk totaal niet beklijven, al na een pagina weet je niet meer wat je voorheen eigenlijk las. Benders harkt de taal slaperig bijeen, herschikt de woorden vervolgens op geheel kuddevriendelijke wijze. Hij doet dat heel slordig en toch komt het bijna overal gekunsteld over.'
Sander Mei - Passionate Magazine
Het karakterloze met de mythische spankracht van een dweil verleent aan deze poëzie zijn afgezaagdheid. Het is poëzie die zich goed leent om op het podium voorgedragen te worden om nog beter uitdrukking te kunnen geven aan het invulbare karakter.
Johan Reijmerink, over Sauseschritt, Meander
'Martijn Benders is een van de weinige dichters in Nederland die voor iedereen bang is. Hij werd dan ook vrijwel overal op het schild gehesen. Nederlandse dichters zijn helden, ze verliezen elkaar bij voortduring uit het oog.'
Gerrit Komrij, Poëziekalender 'Ik las bij Oto Tolnai hoe hij elke avond langs een slagerij komt waar de mensen warme worst in hun mond proppen en gerookte ham en zwoerd vreten, en waar de vleeshaken vol hangen met zachte stukken buikspek, met slingers van worstjes en guirlandes van lever- en bloedworsten, kortom, het is een weelde van kleuren en vormen. Dan ziet hij in de verlichte etage van de winkel een standbeeld van Sándor Petőfi die met gespreide armen zijn gedichten voordraagt terwijl zijn trotse hoofd en verwarde haren tot in hemelse hoogten van vrijheid en extase reiken. Het beeld was zo wit als sneeuw, schrijft Tolnai, en aanvankelijk dacht hij dat het uit het marmer van Carrara was gehouwen. Maar als spoedig begreep hij dat de hele figuur van Sándor Petőfi gemaakt was van vet, van eersteklas varkensvet. Kijk, Pupi, misschien zijn onze werkelijkheden onwerkelijk, maar in de loop der tijd leren we die te ontwijken. Pascal had vaak het gevoel dat links van hem een afgrond gaapte, maar toen hij daar een stoel had neergezet verdween de angst en kalmeerde hij.
Belladonna / Daša Drndić Ieder establishment is dik in orde, maar dat van de Nederlandse literatuur spant ongetwijfeld de kroon: louter briljante dichtersgoden die zich inspannen om jonge honden en marginalen van prijzen en subsidies te voorzien en daartoe in kranten en op festivals aan deze mensen demonstreren hoe het dus niet hoort.
Geen wonder dat er geregeld akolieten opstaan die met dat zieke bedrijf iets te maken willen hebben. Maar dan zijn er twee mogelijkheden: of ze
blijken inderdaad niet te weten hoe het hoort, of ze worden door de gevestigde orde, die wel van een robbertje euthanaseren houdt in genade omarmd en ingekapseld.
Piet Gerbrandy, de Groene Amsterdammer