Het lot heeft mij ertoe voorbestemd, een bepaalde rol te spelen in het leven van een van die zeldzame mensen die na de Wereldoorlog zo'n gewelddadige omwenteling en onmetelijk lijden over Europa zouden brengen. Vaak heb ik me later afgevraagd wat mij destijds, in de herfst van 1918, tot die ingreep bewoog: was het weetgierigheid, de belangrijkste eigenschap van een medisch onderzoeker als ik; of was het je reinste overmoed, de drang om ook eens, godgelijk, te heersen over het lot?
Duitsland, 1918. De hoofdpersoon uit De ooggetuige is arts-psychiater in een reservelazaret, waar hij geestelijk verminkte militairen behandelt. Zijn patiënt is een zekere A.H., een grootheidswaanzinnige, Jodenhatende fantast, die als gevolg van een hysterische aandoening niet meer kan zien. Medisch gezien is hij echter niet blind.
De arts raakt door hem gefascineerd. Tot dan toe was hij in zijn eigen leven een ooggetuige geweest; nu voelt hij de hartstochtelijke behoefte macht uit te oefenen over zijn patiënt, diens grote geestkracht in humanere banen te leiden, het lot te beheersen en op de stoel van God te gaan zitten. Hij besluit A.H. te behandelen door te appelleren aan zijn hoogmoedswaan en overmatige energie, en geneest hem. Hiermee blijkt hij op zijn beurt blind - voor de gevolgen van zijn besluit. En niet alleen voor zijn eigen leven: van de grootheidswaanzin van zijn patiënt zal later heel Europa ooggetuige zijn. 'Het bijzondere aan de roman is wat er ontbreekt: een breed historisch perspectief. Nu - dat is vóór de oorlog - lijkt bralleput, ondanks de betoverende uitwerking die hij op velen heeft, een nationale binnenbrand die geblust kan worden.'
04-05-2017
Jacq Vogelaar
De Groene Amsterdammer
'Briljant vertaald.'
04-05-2017
Trouw