Omschrijving
Een bescheiden bloemlezing van Nederlandstalige politiek geïnspireerde poëzie vanaf 1848. En een poging om de lezer te inspireren en activeren voor de strijd voor maatschappelijke verandering. Wie de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis erop naslaat, dreigt te denken dat wij in dit taalgebied niet aan politiek geïnspireerde poëzie doen. Sommige dichters raakten in de vergetelheid hoewel hun werk een belangrijk rol in de politieke en sociale strijd speelde. Anderen haalden de literaire canon ondanks hun politiek geïnspireerd werk. Nochtans bestaat ook in de Belgische en Nederlandse literatuur een lange traditie van politieke poëzie, van Gorter tot van Ostaijen en Michaël Slory en van Sonja Prins tot Joke Kaviaar en Dominique De Groen. Barricadepoëzie zet dat lyrisch activisme weer in de schijnwerpers. Elk hoofdstuk vertrekt vanuit een gedicht. Daarmee vormt het boek een bescheiden bloemlezing vanaf 1848. Maar tegelijk is het een poging om de lezer te inspireren en activeren voor en in de strijd voor maatschappelijke verandering.
Met bijdragen van o.a. Dominique De Groen, Geert Buelens, Matthijs de Ridder, Frank Keizer, Sarah Adams, Joke Kaviaar, Michael Tedja, Jos Joosten, Bram Ieven, Laurens Ham, Nico van Apeldoorn, Erik Spinoy en Samuel Vriezen Inleiding 7
Lyrisch activisme – Johan Sonnenschein en Kornee van der Haven 9
Traditie 41
1859: Emiel Moyson, ‘Cantate’
Vlaams-socialistische poëzie – Jan Rock 43
1861: Multatuli, ‘Het gebed van den onwetende’
(in)Activistische krijgszangen – Saskia Pieterse 61
1907: Siska van Daelen, ‘Klokkenlied’
Anarchistische strijdlyriek – Kornee van der Haven 77
1918: Paul van Ostaijen, ‘Februarie’
De revolutie die er geen was – Matthijs de Ridder 95
1924: Herman Gorter, ‘Bij de nederlaag der Revolutie’
Lyriek van een rouwende communist – Gijsbert Pols 113
1927: Henriette Roland Holst, ‘De herinnering’
De politieke taak van de poëzie – Bram Ieven 129
1936: Anton de Kom, ‘De Balatableeder’
De antikoloniale klewang – Sarah Adams 147
1937: Jef Last, ‘Aan een gevallen makker’
Poëzie en de daad aan het Spaanse front – Patrick Bassant 163
1947: Anton van Wilderode, ‘Najaar van Hellas’
Een ‘repressie’-trauma – Erik Spinoy 179
1950: Mark Braet, ‘Rebel’
Socialistisch-realistische poëzie – Jos Joosten 197
1961: Michaël Slory (Asjantenoe Sangodare), ‘Suriname’
Zwarte anti-imperialistische agitprop uit de Global South – Geert
Buelens 217
1970: Frank Martinus Arion, ‘Negers’
Literaire strijd voor onafhankelijkheid – Alfred Schaffer 233
1973: Jacq Vogelaar, ‘Chili, na duizend dagen’
Elegische agitprop – Tommy van Avermaete en Fyke Goorden 255
1980: Pierre van Vollenhoven, Epos van een arbeider
Arbeiderspoëzie uit de salon – Laurens Ham 273
1988: Sonja Prins, Rondom de Boshut
Allesincluderende micro-epiek – Frank Keizer en Johan Sonnenschein 295
Nu 317
Nico van Apeldoorn, ‘Als je je ogen sluit zie je niets’
Poëzie als propaganda 319
Joke Kaviaar, ‘Vandaag kan het gebeuren’
Poëzie kan muren slechten 331
Yousra Benfquih, ‘Bepaalde types’
Een bepaald type lyriek 343
Samuel Vriezen, ‘F6
’
Een verbinding met toekomst 357
Michael Tedja, ‘Door wetten te stellen creëer ik (schijn)waarheden’
Het regent // Waarom ik geen activist ben 365
Maartje Smits, ‘03:45 links (2 x 10 minuten)’
Inactivisme 371
Dominique De Groen, ‘Offerlam #9’
Alle poëzie is politiek 381
Dankwoord 393
Noten 397
Namenregister 441