Onontbeerlijk handboek over de historiciteit van de filosofie – herziene editie 2024 Filosofie is wezenlijk historisch. Zo zijn de verwondering die haar drijft en haar “eeuwige” vragen gebonden aan de specifieke context waarin ze ontstaan. De antwoorden zijn interpretaties van de werkelijkheid ingegeven door de tijdsgeest én door confrontatie met vroegere beschouwingen. Om het met de woorden van G.W.F. Hegel te zeggen: “Die Philosophie ist ihre Zeit in Gedanken erfasst.” Daarnaast is de geschiedenis ook wezenlijk voor de wijsbegeerte omdat de historiciteit zelf een onderdeel vormt van de filosofische reflectie. Onze omgang met de geschiedenis situeert zich, net zoals deze historische inleiding tot de wijsbegeerte, tegen de achtergrond van onze tijdsgeest.
Europese wijsbegeerte. Een historische inleiding bespreekt de historiciteit van de filosofie in deze dubbele betekenis. Het eerste deel geeft een overzicht van de filosofische rationaliteit van de Griekse oudheid tot de hedendaagse periode. Het tweede deel benadert wijsbegeerte als historisch-hermeneutische wetenschap. Deze herziene editie biedt ook ruimte aan actuele thema’s zoals canon, diversiteit, feminisme en postkolonialisme. Filosofie is wezenlijk historisch. Zo zijn de verwondering die haar drijft en haar “eeuwige” vragen gebonden aan de specifieke context waarin ze ontstaan. De antwoorden zijn interpretaties van de werkelijkheid ingegeven door de tijdsgeest én door confrontatie met vroegere beschouwingen. Om het met de woorden van G.W.F. Hegel te zeggen: “Die Philosophie ist ihre Zeit in Gedanken erfasst.” Daarnaast is de geschiedenis ook wezenlijk voor de wijsbegeerte omdat de historiciteit zelf een onderdeel vormt van de filosofische reflectie. Onze omgang met de geschiedenis situeert zich, net zoals deze historische inleiding tot de wijsbegeerte, tegen de achtergrond van onze tijdsgeest.
Europese wijsbegeerte. Een historische inleiding bespreekt de historiciteit van de filosofie in deze dubbele betekenis. Het eerste deel geeft een overzicht van de filosofische rationaliteit van de Griekse oudheid tot de hedendaagse periode. Het tweede deel benadert wijsbegeerte als historisch-hermeneutische wetenschap. Deze herziene editie biedt ook ruimte aan actuele thema’s zoals canon, diversiteit, feminisme en postkolonialisme. INLEIDING
1. Plato’s grot
2. Filosofie en ideologie
3. De historiciteit van de filosofie.
4. Een filosofische canon?.
Deel 1
DE LOTGEVALLEN VAN DE FILOSOFISCHE
RATIONALITEIT
Hoofdstuk 1
WIJSBEGEERTE BINNEN DE ANTIEKE BESTAANSHORIZON
(6de eeuw v.C.-6de eeuw n.C.).
1. Het ontstaan van de wijsgerige rationaliteit.
1.1. Van mythos naar logos.
1.2. De natuurfilosofen: het ontstaan van een kosmologie
Heraclitus: ‘Alles vloeit’
Parmenides: ‘Het zijnde is’
1.3. Het ontstaan van een ethiek
Het relativisme van de sofisten.
Socrates (469-399 v.C.)
2. De filosofie wordt een systeem.
2.1. Plato (428-347 v.C.)
In de ban van Socrates
De ziel.
Het inzichtelijke.
Het probleem van de morele opvoeding
De morele staatsorde.
De kennis.
Participatie
Het Goede
Loslaten van het lichamelijke
2.2. Aristoteles (384-322 v.C.)
Een systematische wetenschap
De categorieën
De vier oorzaken
Vorm en doel: teleologie.
De ziel als vorm.
Vorm en materie: hylemorfisme.
Veranderlijkheid: act en potentie.
Ethiek
Het goddelijke
3. De latere oudheid: filosofie als levenswijsheid
Schaalvergroting: het hellenisme (323-30 v.C.) en het Romeinse
Rijk (ca. 200 v.C.-475 n.C.).
De stoa
Het epicurisme.
Het neoplatonisme
Hoofdstuk 2
HET MIDDELEEUWSE PERSPECTIEF (5de-15de eeuw)
Het christendom.
1. De vroege middeleeuwen: Augustinus (354-430).
De wil en de rede.
De verlichting van het verstand (illuminatie).
Philosophia Christiana.
Het vroegmiddeleeuwse geestesleven.
2. De volle middeleeuwen: Herontdekking van Aristoteles
Middeleeuwse (aristotelische) natuurfilosofie
3. De integratie van Aristoteles
Aristotelische conflictstof
3.1. De synthese van Thomas van Aquino (1225-1274)
Rede en geloof.
De kennis.
NEOPLATONISME
De universalia
God.
De menselijke ziel.
Ethiek
3.2. Het nominalisme van Willem van Ockham (ca. 1285-ca. 1348).
Reactie tegen het realisme.
Aandacht voor het particuliere.
Het ‘scheermes van Ockham’……
…scheert aan twee kanten
Hoofdstuk 3
DE CRISIS VAN DE MODERNITEIT(15de-19de eeuw).
1. Geweld.
De crisis
2. De nieuwe wetenschap.
Francis Bacon (1561-1626).
Wetenschap en filosofie groeien uit elkaar
De natuur als te beheersen vijand.
3. De opmars van het subject.
4. De moderne wijsbegeerte ten dienste van wetenschap en subject.
4.1. Het rationalisme van René Descartes (1596-1650).
De twijfel
Eerste zekerheid: ‘Je pense donc je suis’.
Dualisme
Het probleem van de brug
Tweede zekerheid: het bestaan van God
Derde zekerheid: het bestaan van de buitenwereld
De mathematische structuur van de werkelijkheid
4.2. Het empirisme: John Locke (1632‑1704) en David Hume
(1711‑1776).
‘No innate ideas!’.
Het scepticisme van David Hume.
Mind, substanties en causaliteit
De wetenschap in crisis?.
4.3. Het kritisch idealisme van Immanuel Kant (1724-1804)
Rationalisme en empirisme
Copernicaanse revolutie.
Transcendentaal standpunt
Analyse van het kenproces: Fase 1. Transcendentale esthetiek
Fase 2. Transcendentale analytiek.
Fase 3. Transcendentale dialectiek.
De traditionele metafysica als onmogelijke wetenschap.
Kritiek van de praktische rede
4.4. Het absolute idealisme: Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770‑1831).
Het uitgangspunt: de Franse Revolutie
Het project: denken van het absolute.
De te overwinnen weerstand: het ‘verstandsdenken’
Hegels reactie tegen Kant.
Absoluut idealisme.
De dialectische methode.
De Geest.
4.5. Filosofie als maatschappelijke praktijk: Karl Marx (1818-1883)
Historisch materialisme.
Kritiek op Hegel
Arbeid
Arbeidsdeling, privebezit en uitbuiting.
Zelfvervreemding.
Klassenstrijd
Filosofie als maatschappelijke praktijk
Hoofdstuk 4
HET EINDE VAN DE MODERNITEIT? (19de-21ste eeuw)
1. Revolutie
2. De grenzen van het geloof in de wetenschap
Het positivisme
Het vooruitgangsgeloof ter discussie.
3. De onttroning van het subject
De ‘meesters van het wantrouwen’
4. Een wijsgerige revolutie
Nieuwe klemtonen in de hedendaagse filosofie.
4.1. Friedrich Nietzsche (1844-1900), de filosoof met de hamer
Begrippenmummies.
Afwijzing van ‘de’ waarheid.
Afwijzing van het ‘platonisme’ en de joods-christelijke traditie
Afwijzing van de moraal.
Afwijzing van de religie.
Hoe moet het nu verder?
4.2. Edmund Husserl (1859-1938) en de fenomenologie
De crisis van de wetenschappelijke rationaliteit.
Transcendentaal standpunt
Fenomenologie.
Intentionaliteit
De leefwereld als (re)constructie
Objectiviteit
4.3. Martin Heidegger (1889-1976) en de existentiële fenomenologie
Dasein
Existentialen.
Onze omgang met de dingen in de wereld.
Mit-sein en Mit-Dasein.
Het ‘men’ (das Man)
Openheid (Entschlossenheit).
Tijdelijkheid.
Geworpenheid, ontwerp en vervallen
Angst
De dood
Zijn en tijd – en verder
4.4. Hannah Arendt (1906-1975): het actieve leven.
Vita activa
Arbeiden, werken en handelen.
Pluraliteit en het politieke
Macht.
De banaliteit van het kwaad
4.5. Het existentialisme: de vrijheid ten top gedreven
‘Pour-soi’ en ‘en-soi’
‘L’etre et le neant’.
Tot vrijheid gedoemd.
4.6. De deconstructie van Jacques Derrida (1930-2004)
Structuralisme.
Structuralisme in de culturele antropologie
Structuralisme in de psychoanalyse
Poststructuralisme
De taal.
Het schrift.
Depreciatie van het schrift
‘La differance’
De wereld als tekst.
Deconstructie
De tijd en het ‘ondeconstrueerbare’
Poststructuralisme en gendertheorie: Judith Butler (°1956)
Poststructuralisme en postkoloniale theorie
5. Een nieuwe stem in het oude debat: de analytische wijsbegeerte
5.1. Taalfilosofie.
‘Continentale’ en ‘analytische’ filosofie.
5.2. De wetenschappelijkheid van de logische taal: L. Wittgenstein,
Tractatus Logico-philosophicus (‘Wittgenstein I’).
Het programma: vermijden van ‘gezwets’
Betekenis, verwijzing en waarheid
Alleen empirische uitspraken zijn betekenisvol.
Filosofie als taalverheldering.
Het mystieke
De scheiding van feitelijkheid en zingeving.
5.3. De werkelijkheidswaarde van de ‘gewone’ taal: L. Wittgenstein,
Philosophische Untersuchungen (‘Wittgenstein II’).
Taalspel.
‘Meaning is use’.
Taal als gereedschapskist.
Levensvormen.
Deel 2
WIJSBEGEERTE ALS HISTORISCH-HERMENEUTISCHE
WETENSCHAP.
Inleiding
1. Het historicisme.
2. L’histoire se repete – of toch niet? Oswald Spengler (1880-1936) en Karl Popper (1902-1994)
Patronen in de geschiedenis
De kritiek van Karl Popper
3. De vraag naar ‘betekenis’ in de menswetenschappen
Positivisme in de menswetenschappen.
De vraag naar betekenis.
Hoofdstuk 1
ONTSTAAN VAN DE HERMENEUTIEK ALS WETENSCHAP.
1. Ontstaan van een algemene hermeneutiek
2. De reproducerende hermeneutiek van Friedrich Schleiermacher
(1768‑1834)
Universele hermeneutiek
Reproducerende hermeneutiek
De hermeneutische cirkel.
Hoofdstuk 2
HET HISTORISCHE VERSTAAN IN DE
GEESTESWETENSCHAPPEN
1. Wilhelm Dilthey (1833-1911): het Verstehen
Objectieve geest
Nacherleben
2. Martin Heidegger over verstaan en interpretatie.
Voor-structuren.
Sinn.
3. Hans-Georg Gadamers (1900-2002) historisering van het verstaan
Werkingshistorisch bewustzijn
Vooroordelen.
Traditie.
Versmelting van horizonten
Drie kritieken op Gadamer. 1. Emilio Betti
Kritiek 2. Jurgen Habermas.
Kritiek 3. Jacques Derrida.
New Historicism.
UITLEIDING: IS DIT HET EINDE?.
Het postmodernisme
Het einde van de geschiedenis?
GECITEERDE VERTALINGEN EN GERAADPLEEGDE
LITERATUUR.
NAMENREGISTER
Ik heb een vraag over het boek: ‘Europese wijsbegeerte - Van Riel, Gerd, Claessens, Guy’.
Vul het onderstaande formulier in.
We zullen zo spoedig mogelijk antwoorden.