Deze dichtbundel behandelt een onderbelichte groep in de maatschappij, mensen met een levenslange en levensbrede beperking of chronische ziekte. Deze groep van jong tot oud ervaart vaak een gebrek aan autonomie, is dagelijks afhankelijk van anderen en kan moeilijk tot niet deelnemen aan normale bezigheden. De gedichten in deze bundel zijn hiervan een getuigenis, enerzijds door een kritische blik op de gezondheidssector en anderzijds door een inkijk in de dagelijkse realiteit. Invloeden uit literatuur, beeldende kunst, muziek en zelfs folklore maken dat de gedichten divers en gevarieerd zijn. Daarnaast spelen vormgeving, symboliek en kleur een belangrijke rol in de beleving van de teksten. De gedichten lopen uiteen van een ‘klap in het gezicht’ tot een ‘kwinkslag’.